dinsdag 4 december 2012

Europa in landbouw, groene energie, bosbouw, soja en biobrandstoffen...


Hieronder delen we enkele interessante inhoudelijk verbonden artikels over landbouw, groene energie, bosbouw, soja en bio brandstoffen.

Graag horen we wat u van het onderwerp vindt.

Europa wekt vooral groene energie op uit hout op




Eurostat becijferde dat hout(-afval) de voornaamste bron van hernieuwbare energie vormt in het merendeel van de EU-lidstaten. Vorig jaar werd een vijfde van de houtproductie in de EU gebruikt als brandstof. Dat volstond om vijf procent van de totale Europese energiebehoefte in te vullen. België is een bescheiden houtproducent en gebruikt dat hout vooral voor hoogwaardige toepassingen.

Hout is een natuurlijke hulpbron die door de mens voor diverse doeleinden gebruikt wordt. In 2010 was hout(-afval) de belangrijkste bron van hernieuwbare energie in de EU. Het leverde bijna de helft van het groene energieverbruik in de 27 lidstaten. In Estland, Litouwen, Finland, Polen, Letland en Hongarije leveren bossen meer dan driekwart van de grondstoffen voor de totale groene energieconsumptie. 
In België bestaat 2,4 procent van het energieverbruik en 58 procent van het groene energieverbruik uit hout. België is een kleine houtproducent (5,1 miljoen m³) en reserveert dat hout vooral voor hoogwaardige toepassingen want 87 procent gaat naar de industrie voor verwerking.
Volgens Eurostat werd vorig jaar 429 miljoen m³ hout geproduceerd in de 27 lidstaten. Daarvan werd 21 procent gebruikt voor energieproductie. "Europa springt duurzaam om met het gebruik van hout want er groeide de helft meer hout aan in de bossen dan er gekapt werd. De vraag naar hout voor biomassa kan dus nog toenemen", beweert het statistiekbureau.
De grootste houtproducenten in Europa zijn Zweden, Duitsland, Frankrijk en Finland. Deze vier lidstaten produceren samen meer dan de helft van de jaarlijkse Europese houtvoorraad. Slechts drie lidstaten - Italië, Griekenland en Hongarije - produceren meer hout voor biomassacentrales dan voor de houtverwerkende industrie.

www.vilt.be/

Griekenland kampt met forse stijging illegale houtkap


De illegale houtkap is in Griekenland het afgelopen jaar fors gestegen. De Grieken kijken aan tegen fel gestegen energieprijzen en er is minder geld voor bosbeheer. Dat geeft de Griekse vereniging voor bosbeheer als verklaring voor het fenomeen. Volgens de Griekse tak van milieuvereniging WWF gaat het zowel om individuele acties als om georganiseerde ontginning voor verkoopsdoeleinden.

"Er is nog geen bedreiging voor het ecosysteem in de bossen, maar de staat moet snel handelen", zegt Nikos Bokaris van de bosbeheervereniging. Volgens Bokaris heeft de crisis het verschil gemaakt. De mazoutprijzen zijn bijna verdubbeld in 2011 en de budgetten voor bosbeheer zijn gehalveerd door het besparingsprogramma in ruil voor steun van het IMF en Europa.
In 2011 zijn in Griekenland 1.500 klachten over illegale houtkap geregistreerd. Dat is twee keer zoveel als in het vorige jaar. Het fenomeen is niet nieuw in een land waarin veel huizen, zelfs in de hoofdstad Athene, nog verwarmd worden via houtkachels. De door de overheid georganiseerde houtkap dekt onvoldoende de vraag. Er is ook een belangrijke import voor hout vanuit de Balkan. In het Zuid-Europese land is 70 procent van de bosgebieden publiek. De overige 30 procent behoort voornamelijk toe aan religieuze instellingen.


www.vilt.be/



"Landbouw is grootste oorzaak boskap in tropen"




Landbouw is de belangrijkste oorzaak van boskap in tropische gebieden. Ook grondstofprijzen, bevolkingsgroei, corruptie en zwakke overheden dragen daar indirect aan bij. Dat blijkt uit een rapport op basis van VN- en Wereldbank-cijfers, in opdracht van de Britse en de Noorse overheid. “Strategieën om economische groei los te koppelen van ontbossing, zijn echter hoopgevend voor een beter bosbeheer”, klinkt het.

Wereldwijd wordt ontbossing voornamelijk veroorzaakt door industriële activiteiten, maar in Afrika, Latijns-Amerika en Azië blijkt landbouw de grootste oorzaak. Volgens het rapport zijn er evenwel grote verschillen tussen de continenten. In Latijns-Amerika bijvoorbeeld is het vooral veeteelt en grootschalige landbouw die de boskap aansturen, terwijl in Azië voornamelijk plantages voor palmolie, papierpulp en intensieve landbouw de grootste drijfveren zijn.
De auteurs van het rapport zijn echter hoopvol. Volgens hen worden er “veelbelovende” strategieën ontwikkeld om economische groei los te koppelen van ontbossing. “Maar opdat die strategieën slagen, moeten nog een aantal obstakels worden weggewerkt, zoals de onderontwikkeling van bepaalde instellingen in sommige landen en het gebrek aan transparantie rond landgebruik.”
Als voordelen van een beter bosbeheer, verwijst het rapport naar het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen, “met honderden miljoenen ton”, en het behoud van de belangrijke ecodiensten die de bossen leveren. Maar ook indirect heeft een beter bosbeheer volgens de auteurs voordelen, zoals een versterking van de overheid, duidelijker rechten op grond en een vermindering van de corruptie.
Het rapport werd opgesteld voor beleidsmakers die werken aan het REDD+-mechanisme, een internationaal initiatief om de CO2-uitstoot terug te dringen die veroorzaakt wordt door boskap.
Meel voor veevoeder bepaalt 57 procent van de sojavraag


Sojameel voor veevoeder maakt 57 procent uit van de wereldwijde vraag naar soja. Op die manier draagt de veehouderij bij aan de grootschalige ontbossing van het oerwoud in Zuid-Amerika. Dat blijkt uit een onderzoek van Profundo voor de Nederlandse actiegroep Milieudefensie. Die pleit voor de vervanging van Zuid-Amerikaanse soja door eigen veevoedergewassen, financieel gestimuleerd met Europese middelen.

De omvang van de wereldwijde sojateelt is volgens het onderzoek de laatste 45 jaar bijna verzevenvoudigd, van 36 miljoen ton tot 245 miljoen ton per jaar. Het direct gebruik van sojabonen voor voedingsmiddelen zoals tofu en vleesvervangers is in diezelfde periode gedaald van 14 naar 6 procent van de totale oogst. Het deel van de teelt dat vermalen wordt tot olie en meel, is daarentegen gestegen tot ongeveer 90 procent in de afgelopen 10 jaar. Olie wordt voornamelijk gebruikt in levensmiddelen als margarine en koekjes, maar ook de industriële toepassingen, zoals de verwerking tot biodiesel, nam het laatste decennium toe. Sojameel wordt op zijn beurt vooral gebruikt als eiwitbron in veevoeder.
Naar gewicht verdeelt het onderzoeksbureau de wereldwijde oogst in 2011/12 als volgt: 73 procent sojameel, 17 procent sojaolie, 6 procent sojabonen voor voeding en 2 procent sojahullen. Wat de waarde betreft, ligt de verdeling vanwege de sterk verschillende prijzen anders: 57 procent van de sojamarkt wordt beheerst door sojameel, 36 procent door sojaolie, 6 procent door direct gebruik van sojabonen en 1 procent door sojahullen. “Sojameel is daarmee geen bijproduct van de sojateelt, maar evenals sojaolie een hoofdproduct”, besluit de actiegroep.
Volgens Milieudefensie is de veehouderij op die manier mede verantwoordelijk voor de grootschalige ontbossing van het oerwoud in Zuid-Amerika. “Diverse recente studies hebben immers aangetoond dat sojaproductie leidt tot boskap om ruimte te maken voor plantages.” De organisatie vraagt dan ook dat de sector de Zuid-Amerikaanse soja vervangt door grondstoffen die in Europa zelf geteeld worden, zoals lupinen, veldbonen of inlands geteelde soja.
“Europese subsidies die bedoeld zijn om het landbouwbeleid te vergroenen, kunnen ingezet worden om de teelt van veevoedergewassen in Europa te bevorderen. Zo zorgen we er niet alleen voor dat niet nog meer oerwoud verdwijnt voor het voeden van ons vee, maar vermijden we ook onnodige voedselkilometers en kan de landbouwgrond ginder ingezet worden voor het voeden van de eigen bevolking”, besluit Milieudefensie.
"Biobrandstof niet minder schadelijk dan benzine"



Slechts een klein deel van de biobrandstoffen is beter voor het milieu dan benzine. Dat blijkt uit een studie van de Zwitserse federale laboratoria voor materiaalkunde en technologie (Empa). “Verschillende groene brandstoffen stoten tot 30 procent minder broeikasgassen uit, maar hun productieproces veroorzaakt vaak meer schade dan fossiele brandstoffen”, klinkt het.

Ondanks een uitgebreidere dataset en meer geavanceerde onderzoeksmethoden, komt Empa in haar nieuwe studie tot dezelfde conclusies als in een vorige studie in 2007: biobrandstoffen zijn niet beter voor het milieu dan fossiele brandstoffen, omdat ze tijdens hun productie, door het gebruik van meststoffen, een negatieve invloed hebben op bodem en water. Bovendien veroorzaakt de ontbossing van het regenwoud, die vaak gepaard gaat met de productie van biobrandstoffen, volgens de nieuwe studie meer broeikasgassen dan fossiele brandstoffen. Dit werd in 2007 niet onderzocht.
Slechts een klein aantal biobrandstoffen is hierdoor effectief beter voor het milieu dan benzine. Biogas gemaakt van restmaterie of afval, kan tot de helft minder schadelijk zijn dan fossiele brandstoffen. Ook het gebruik van stro, groenafval en resthout is beter, maar enkel wanneer de biodiversiteit of de vruchtbaarheid van de bodem niet worden aangetast. Biobrandstoffen op basis van ethanol zijn bovendien beter dan biobrandstoffen op basis van olie.
Een voorbeeld van een manier waarop biobrandstoffen positief kunnen bijdragen tot het milieu, is door verhoging van het koolstofgehalte in de bodem. Dit is volgens Empa het geval bij palmolieplantages op braakliggend grasland in Colombia, of bij jatrophaplantages in India en Oost-Afrika, waar verlaten land op die manier opnieuw bebouwbaar wordt.
“Desondanks kunnen palmolie of jatropha niet als wonderplanten worden beschouwd, gezien hun invloed op het milieu sterk afhankelijk is van de manier waarop ze ter plaatse geproduceerd worden en van de functie die de betrokken grond voordien vervulde”, nuanceert Empa meteen. “Dit geldt trouwens voor elke biobrandstof: alles hangt af van de gevolgde productiemethode en de gebruikte technologieën. Elke biobrandstof moet met andere woorden apart worden onderzocht.”
De studie werd uitgevoerd in samenwerking met het onderzoekstation Agroscoop Reckenholz-Tänikon (ART) en het Instituut Paul Scherrer (PSI), in opdracht van het Zwitserse Department of Energie (BFA).

Geen opmerkingen:

Een reactie posten